schrang -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe

Ook: schraank, schra(a)nk (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), schrank

  1. steunsel, verbinding, scharnier

    Die deure hangt helemaol oet de schrangen, hij wil niet mèer lös of dichte

    Dat potterik is heilemaol oet schraank (Roderwolde)

    De muur stiet oet het schrang (Grolloo)

    Zie ook:
  2. Het lichaam oet de schrang hebben

    Die kèrel hef hum uut de schrangen ewarkt

    De maag uut de schrangen èten

    Oet de schrang

    IJ moet zien daj het zaakien weer in de schrangen kriegt

    Hij komp wèer wat op de schrangen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...