schroeter(d) -s, de, Zuidwest-Drenthe
  1. opschepper, bluffer(Zuidwest-Drenthe)

    Die vervelende schroeter mag um mij wel opdoeken (De Wijk)

    pochhans

    Zie ook:
  2. iem. die scheldt(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Wat een schroeter, die löp aaid te schelden (Sleen)

    *Klagers gien nood, schroeters gien brood (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...