schruwen onovergankelijk, werkwoord, zwak, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: schraiwen (Veenkoloniën), schreeuwen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), schreiwen (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), schrieuwen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), schrouwen

  1. schreeuwen

    De vrouwe stund achter het huus en schrouwde: Het èten is klaor (Hoogeveen)

    Hij schrouwde moord en braand (Dwingelo)

    Wat schruwt die krèeien (Sleen)

    Een schrouwokster en een oel schrouwt, en gaanzen ok (Roderwolde)

    Hèur de hoender ies schruwen, wij kriegt wind (Sleen)

    Zie ook:
  2. huilen

    Muj um zo'n klein splintertien zo schrouwen (Ruinerwold)

    Aj valt, hoej niet zo te schrouwen (Hollandscheveld)

    Dat kind schreift de heile dag (Barger Oosterveld)

    Zai schraift van hellighaid (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...