singel -s, de
  1. strook bos

    Deur de ruilverkaveling kwaam het woord singel in gebruuk (Diever)

    As de ruilverkaveling deurgiet, dan kriege wij een singel in de lengte an het laand langes (Ruinerwold)

    Wij wilt een singel rondum hoes planten (Drouwen)

    Zie ook:
  2. buikriem

    Een singel zit hielmaol um de boek toe; der zit een ring an um het vul an te binden (Sleen)

    Het kleid van het peerd wör op zien stee holden deur een singel (Roderwolde)

    Een Belgpeerd kreeg een singel um veur sier (Anloo)

    Zie ook:
  3. gordel, rand, boord(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die boord van de rok is te slop worden, der mut een neie singel um de rok toe (Fluitenberg)

    Even een singeltien an de mouwen maken (Nijeveen)

    Zie ook:
  4. ceintuur voor geestelijken

    As misbedeinder mussen wie de pastoor de singel angeven (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  5. weg langs een gracht(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij luip op de singel bai de börg (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...