sjakken onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord
  1. deren, kunnen schelen

    Wat sjakt mij dat, of e komp of neit (Zuidlaren)

    Dat zal mij louw sjakken (Stieltjeskanaal)

    *Wat sjakt mij de Beilervaort; schipper word ik toch niet (Hooghalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...