Ook: slaachten (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)
slachten
Het zwien is klaor. Wij gaot hum aandere week slachten (Ekehaar)
Zie slacht er goed van
Bij het slachten gebruukten ze nagelgroes (Beilen)
November was de tied van het slachten (Eelde)
doden van de bijen om de honing te kunnen winnen
As het Sliener mark was, slachtte mien va de eerste iemen
Hij is de bijen an het slachten, hij het de körf op een braandend lappie met zwaovel zet (Kloosterveen)
Iemen slachten is wel een mooi wark, de bere slachten niet
*Tien boeren slaachten een eiber en dan roupen ze nog: Wat een vet (Norg)