slang de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: slange (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. slang, reptiel

    Der kröp een slange deur de heide (Meppel)

    In de heide zitten vaok slangen (Schoonoord)

    De meeste mensen hebt een hekel an slangen (Nijeveen)

    Zie ook:
  2. bliksemschicht

    Het is zwaor weer, het geeit met slangen de grond in (Zeyen)

    de slangen gaon recht onderuut (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  3. rubberslang etc.

    Der mut nog een neie slange an de krane (De Wijk)

    Barg die slang even op in de schuur (Padhuis)

    slouwe

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...