sleets bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: sliets (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. snel en veel verslijtend

    Aj kleine jongen hebt, is de iene sleetser as de aander (Dwingelo)

    Dai jong van ons is slim sleets op zien goud (Valthermond)

    Oous pap was eerder sleets in de sokken (Gasselte)

    Wat bist doe sliets met de sokken (Roden)

    Zie ook:
  2. versleten

    Hij hef een sleetse plek achter de kont (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...