slentern I onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: slintern (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

Bron: H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen
  1. slenteren

    Die slentert er ok langs loopt

    De buurjong is niet veul in hoes, die slentert altied bij de weg (Drouwen)

    Zie ook:
  2. slabakken, niets uitvoeren

    Ze loopt daor maar te slentern, maar der wordt weinig uutvoerd (Nieuw Amsterdam)

    Daor hej ok zo'n niksnut te slintern (Koekange)

    Hij löp maor wat um huus te slentern (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. (wm), in

    uut slintern gaan

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...