Ook: slaif (Veenkoloniën), sleef (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), sleif (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
opscheplepel
Hij gaf ze een sleif vol oet de brijpot (Eelde)
Een brandewienskom mit een slaif der in (Valthermond)
De slief höng vaeke an de pompe. Aj dörst hadden, kun ie drinken (Dwingelo)
lang, dun persoon, maar ook onbenullig, wat houterig
Een slief kan wel een goeie neture hebben, mar is onhaandig, vrömd ien de proot en wet mit zien arm (Ruinerwold)
...is gewoon onwies of ok wal prettig ondeugend (Barger Oosterveld)
is wat holterig, wat sloppig (Dwingelo)
is laank en smal (Hoogeveen)
komp wat hiel over (Sleen)
s een onbehölpen, onbeschofte vent (Weerdinge)
*Jan Pankoouk, Jan Pankoouk, Jan eerappeldeeif/Zit under de taofel en schet in een sleeif (Eext)
Jan Pofferd/Zat onder de taofel en likte de sleif (Zeyen)