slinken onovergankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: slenken (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. minder worden, slinken

    Mien trommegie met knieperties slinkt al aordig; ik moet weer an het bakken (Borger)

    Het is een panne vol andivie, maor het slinkt aordig mit het koken (Noordscheschut)

    Een welsloot slenkt zo weer in (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...