slinks bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. oneerlijk, sluw

    Op een hiele slinkse manier hef e die aolde spullegies in handen kregen (Hooghalen)

    Mit een slinkse slag kwaamp hij achter de waorheid (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...