slistern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. glijden

    Bie school hadden wie aaltied een gliebaone en door konden wie mooi op slistern (Valthermond)

    Baontie slistern (Gieterveen)

    Die stien die slisterde zo mooi over het ies hen (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. steentje scheren(Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord)

    Mit een stuk laai van de olde karke slisterden wie altied over het water van de wieke (Barger Compascuum)

    siezeln, slintern

    Zie ook:
  3. lispelend praten, slissen(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...