sloeg I bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: sloef II, sloef (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. lusteloos, niet erg fit, suffig

    Ik binne vandaege neet zo lekker, ik vule mij sloeg (Diever)

    Ik geleuve det ie gisteraovend aordig an de pumpel ewest hebt, ie bint zo sloef vandage (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...