smelig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: smalig (Zuidwest-Drenthe Zuid), smaolig (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), smeelderig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), smelijk (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. smalend, verachtelijk

    En dan zeg ie dat mit zo'n smelig lachie op het gezicht (Hollandscheveld)

    Smaolige praoties

    Hij kan zo smelijk wat zeggen (Diever)

    Wat hij zee, was niet smeelderig, ...smelig (Sleen)

    Zie ook:
  2. sneu(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Smelijk toekieken

    Zie ook:
  3. beschaamd

    O, wat ze smelig kieken zal!

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...