smetten II onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. vurig of ontveld zijn, schrijnen

    Die wonde begunt te smetten (Noordscheschut)

    Smetten of smarten zeden ze, aj mit warme zommers plekken haren, woor ie rauw weurden deur zweiten o (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. bederven

    Die schinke mot neudig op, die begunt te smetten (Coevorden)

    smarten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...