smetterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Ook: smettig

  1. gauw smerig wordend

    Dat is slim smetterige stof, ie kunt er alles op zien (Hooghalen)

    Zie ook:
  2. vuil, goor(Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie hebt oen neie aoverhemd nog gien dag an en nou muj ies kieken, hoe smetterig het al is (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. vurig, van een wonde(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Die wond zöt er smetterig uut (Beilen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...