smiecht -en, de
  1. gemeen persoon. Ook een ondeugende slimmerik of een handig persoon

    Die vent dat is een gemeine smiecht (Emmer Erfscheidenveen)

    Een smiecht is ondeugend bij het gemeeine of (Balloo)

    Wat die smiecht mij eflikt hef, is mit gien penne te beschrieven (Meppel)

    smiegel

    smocht, smodde

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...