smodderig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: smorrig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), smoddig (Midden-Drenthe)

  1. smerig, groezelig

    Hie kik zo smodderig oet, wat een smodderig gezicht! (Sleen)

    Wat is dat wiefien aaid smodderig, het komp

    niet vaak met de waslap in anraking (Oosterhesselen)

    Hij lop er aaltied wat smodderig bij (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...