smoel I -en, de, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: smoele (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. bek

    Die jong hef aaid zo'n grote smoel (Sleen)

    Hij kan wel worden met de smoel (Dwingelo)

    Hol dien grote smoel mor wat dichte (Roderwolde)

    Hij döt niks aans as hönnig um de smoel smeren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...