snötneus de
  1. snotneus

    Hij lop altied mit een snötneuze (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. onervaren of dom persoon

    Wat verbeeldt dei snötneuze zuk wel (Emmer Compascuum)

    Dei snutneuze staait der altied bie te gapen (Barger Compascuum)

    snötterd

    Zie ook:
  3. soort lamp

    *Aj zelf een snotneuze hebben, muj niet preberen een aander de neuze of te vegen (Meppel)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...