Var als bij
snot
snotteren
Ik mudde nogal snottern, mar echt ziek bin ik er niet van (Elim)
schreien, snotterend snikken
Het aol mèensk begunde te snöttern, doou ze heur kind nao tien jaor weerzag (Eext)
pruttelen van een pijp(Midden-Drenthe)
Een kromme piep snottert eerder dan een piep met een rechte steel (Rolde)
sottern