snabbeln I onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: snebbeln (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. geluid maken door eenden(Midden-Drenthe)

    As enten in het water zit te zuken naor etten, dan snabbelt ze (Schoonebeek)

    De eenden waren in de vilten an het snabbeln (Elim)

    snakkeln

    Zie ook:
  2. sabbelen, zuigen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Moej die biggen ies zien snabbeln (Stieltjeskanaal)

    snobben

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...