iem. die snuift
Zie ook:opschepper
Het is nogal wat een snoeverd, alles kan e beter (Roderwolde)
karwei(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Dat was een hiele snoeverd tegen die kolde wiend op (Ruinerwold)
snoeve
regenbui(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Wij kregen een beste snoeverd onderweg (Dwingelo)
Daor komp een dikke snoeverd an (Fluitenberg)
stoeverd
gemetselde stookplaats buitenshuis
Zie ook:varken met snuifziekte
Dat zwien, dat is een snoeverd (Sleen)
soort stoof(Midden-Drenthe)
Een soort stoof met een hengsel, die ze metnummen naor de kerk was een snoever (Balloo)