snor II de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. het snorren van het spinnewiel in het lied, dat door de spinsters werd gezongen

    Snor, snor, snor/Wat zint die jonges dor/'s Aovends loopt ze in het darp te springen/'s Mörgens kun (Sleen)

    gien proem tebak meer weerd

    's aovend loopt ze in het ronde te springen... (Emmen)

    um het huus te spinnen

    hor II

    Snor, snor, snor/Wat bint die wichter dor/Ze zit daor in een ronde kring/Hebt nog hiel gien haor um (Hooghalen)

    snorremaken, snorren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...