het snorren van het spinnewiel in het lied, dat door de spinsters werd gezongen
Snor, snor, snor/Wat zint die jonges dor/'s Aovends loopt ze in het darp te springen/'s Mörgens kun (Sleen)
gien proem tebak meer weerd
's aovend loopt ze in het ronde te springen... (Emmen)
um het huus te spinnen
hor II
Snor, snor, snor/Wat bint die wichter dor/Ze zit daor in een ronde kring/Hebt nog hiel gien haor um (Hooghalen)
snorremaken, snorren