snukkel -s, de, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: snokkel (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. persoon met verschillende eigenschappen

    Een snokkel is ein die nogal wat lef hef (Roderwolde)

    Denk er um, het is een loze snukkel (Stieltjeskanaal)

    Wat een gladde snokkel

    Daor kunj van alles met beleven; dat is een raore snokkel (Anderen)

    Wat een snukkel van een jong

    Ik mag die kerel niet, het is zo'n vrömde snukkel (Beilen)

    Wat een snokkel!

    snubbel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...