spatter -s, de
  1. spat, spetter

    Ie hebt nog een spatter rooie varve veur de kop zitten (Ruinerwold)

    Hij hef een beste spatter op

    sputter

    Zie ook:
  2. zier

    Het helpt gien spatter (Dwingelo)

    Het kun hum gien spat, ...spatter schelen (Norg)

    Daor komp gien spatter van terechte (Coevorden)

    spat I

    Zie ook:
  3. knikker(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Spatters binnen glazen knikkers (Meppel)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...