speet speten, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: spit (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), spiet (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), speeit (Midden-Drenthe), spiet III, spit IV

  1. stok om vleeswaren aan de zoldering te hangen

    Wij moet de speten nog even schoonmaken, want de slachterij möt vanaovend nog in de wiemel (Oosterhesselen)

    IJ hadden een wiemelgaffel um de spitten in de wiemel te hangen (Hollandscheveld)

    Tusken de zolderbaalken laag de spit (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...