speculeren
Hie spekeleert met het geld van zien vrouw (Padhuis)
Hij spekeleert er op dat e een borrel krig
Waj nou doet, is spekeleren; het juuste weej er toch niet van (Nieuw Amsterdam)
rondsnuffelen, rondzwerven(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Wat hej daor te spekeleren (Dwingelo)
Hij spekeleert wat rond