spienster -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: speenster (Midden-Drenthe), spinster (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. vrouwelijke gast, logé, oorspronkelijk gekomen om te spinnen. Later bleef alleen de betekenis logé

    Vroeger, as er dan wichter op vesite kwamen, dan wur der altied zegd: Wij kriegt ok spiensters (Anderen)

    As der vrogger worens spiensters waren, dan stunden der vast wel goenend op de luster (Borger)

    Der waren nog wat late spiensters in het darp (Emmen)

    De snorders zaten tegen de egge en de spiensters um de taofel (Dalen)

    *Een spienster much niet ongekust in het nust (Zwiggelte)

    Spiensters in mèert/Bint geld wèerd

    /Bint niks mèer wèerd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...