spierig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. sprietig

    Die rogge stiet er spierig bij (Hollandscheveld)

    Het gewas komp spierig op (Rolde)

    Die blooumen bint beter as die spierige dingen van ootie (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...