spoek -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: spook (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), spouk (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. spook

    Bie dat aovendproten vrouger weur ok vaak over spouken proot (Barger Compascuum)

    Hij zag er oet as een spouk

    Bekiek de zaak wat zunniger; ij ziet overal spoeken (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. vogelverschrikker(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Wij hebt een spoek in de kastenboom hangen (Sleen)

    Dat is net een spook in de arften

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...