spril bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe
  1. scherp, fel(Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe)

    Wat is dat ja spril an de ogen (Valthermond)

    Wat kik dat kind ja spril oet de ogen

    Dat is een sprille kleur (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. vooruitstekend

    Die koe kalft vast gauw, want de tetten staot al spril oet (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...