spuit -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: spuide (Veenkoloniën), spuite (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. spuit

    Een peerd, wat nich schieten kun, gaven ze een spuit zeipwater in de kont (Barger Compascuum)

    Ik hebbe een spuitien ehad veur de griep (Diever)

    Ze gaot tegenwoordig overal met de spuit bijlanges om de bool dood te spuiten (Hijken)

    Het is zo dreug in de tuun; zet de spuit er maor op (Beilen)

    Zie ook:
  2. geweer

    Raainder hef zien spuit achter het kamnet staon (Eexterveen)

    Die rotvent höld de spuite recht op mij an (Elim)

    Zie ook:
  3. brandspuit

    Bij die braand kwaamp de

    spuite wel wat late (Hoogeveen)

    brandspuit

    Zie ook:
  4. spuitwater(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Geef mij mor een flessien spuit (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...