stand -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: staand (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe)

  1. stand

    Dat hoes holdt gien stand (Odoorn)

    Der komt nog gien regen, het is stand van weer

    De stand bij het voetballen was 2-1 veur de bezukers (Ekehaar)

    Aj mar iensgezind bint, kan er makkelijk wat tut staand kommen (Koekange)

    Oeze buurman hef een pèerd met een Franse

    Zie ook:
  2. rang

    Hij is boven zien staand etrouwd (Dwingelo)

    Dat was hij an zien stand verplicht (Barger Oosterveld)

    Hij lef baoven zien staand (Meppel)

    Vrogger zeden ze: der möt verschil in rang en stand wezen, mar dat is nou wal wat veraanderd (Oosterhesselen)

    Ze wonen op een mooie stand (Roden)

    Zie ook:
  3. plateau, waarop dieren staan

    Dan was er onder de achterpoten van de koenen een strook stien of beton, de staand (Hoogeveen)

    De stand is de ruumte tussen de group en de vouergeut (Eexterveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...