staond bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. staand

    Hij dee dat wark staonde (Stieltjeskanaal)

    Hij is haost an het staonde gres

    Zie ook:
  2. strak, effen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie vertelde dat met een staond gezicht (Sleen)

    staolen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...