steken overgankelijk, sterk, werkwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: stikken (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), stekken, stèken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), stekken II, stikken III

  1. steken

    Hij steuk zuk precies in de moes van de haand (Barger Compascuum)

    As je een iem stek, wordt je arm dik (Anderen)

    Dat kun ik in de buse stikken

    Ze waren an het zuden stikken (Dwingelo)

    Vandaag gaow bonken en mörgen gaow stekken

    Wij gaot plaggen steken (Gasselte)

    Dat wichie hef een kneep, daor kunj wal met een stopnaalde deurhen stikken

    Zie ook:
  2. Ie moet je neus niet overal in stikken (Hooghalen)

    Het steuk hum aans ok niet zo nauw

    De broodkrummels steekt hum

    Hij hef er hiel wat geld in steuken (Ruinerwold)

    IJ moet er op verdacht weden dat ik er gien geld achteran steken wil (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...