Ook: stikken (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), stekken, stèken (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), stekken II, stikken III
steken
Hij steuk zuk precies in de moes van de haand (Barger Compascuum)
As je een iem stek, wordt je arm dik (Anderen)
Dat kun ik in de buse stikken
Ze waren an het zuden stikken (Dwingelo)
Vandaag gaow bonken en mörgen gaow stekken
Wij gaot plaggen steken (Gasselte)
Dat wichie hef een kneep, daor kunj wal met een stopnaalde deurhen stikken
Ie moet je neus niet overal in stikken (Hooghalen)
Het steuk hum aans ok niet zo nauw
De broodkrummels steekt hum
Hij hef er hiel wat geld in steuken (Ruinerwold)
IJ moet er op verdacht weden dat ik er gien geld achteran steken wil (Eext)