,
Zie ook:plaatsen, stellen, vaststellen
Dat is een eis, diej niet stellen kunt (Balloo)
Ie kunt rustig stellen dat ze niet weerkomt (Anderen)
Zuw de vezite vort even stellen?
Wij moet even een daotum stellen (Rolde)
Dat was zo steld op die dag
te doen hebben, last hebben van
Hij hef het met het haart te stellen (Norg)
met de zenen te stellen (Gasselte)
Die hef het aordig met de buren te stellen
in
het zuk an tied stellen
Stel het je mor an tied (Zweelo)
An tied stellen leer ie wel (Ruinen)
hechten
Zij stelt gien wèerde op het geld
Door stel wij nogal wat weerde an (Eexterveen)
een brief opstellen
Ik kan niet best meer stellen (Eext)