stien stien, -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: stain(de), steinte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), steen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), stene (Midden-Drenthe), steein (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), stein (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), stainde (Veenkoloniën), stain (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. steen

    Daor ligt wal 5000 stien (Sleen)

    Aj gebruukte steeinen weer vermesseln wilt, moej ze eerst bikken (Anderen)

    Hij sleug de steiner middendeur (Nieuw Schoonebeek)

    Ze jammerden stein en bein

    Hij is zo kaold as een stene

    Geschulpte stien

    Dikke stienen

    Wij gaot in Noord Barge aaid bij dik stien even an

    Het is zo hard as een stien

    Dat eten lag mie as een stain op de maog

    Zie ook:
  2. stuw (hd:Vtm) 'Stuwen bestonden uit een vloer van veldkeien, waarop schotten stonden. De boeren noem

    Zie ook:
  3. in

    stok en stien

    Die naokommer is stok en steein verwend (Balloo)

    Hij was stok en stein verkleumd (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  4. dikte van een tegel

    Wij hebt een mooi varken eslacht mit mooi blaank spek, wel een stientien dikke

    ester

    Zie ook:
  5. damsteen of dominosteen

    Ik har gien steinen meer op het bord staon (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...