Ook: stain(de), steinte (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), steen (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), stene (Midden-Drenthe), steein (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), stein (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), stainde (Veenkoloniën), stain (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)
steen
Daor ligt wal 5000 stien (Sleen)
Aj gebruukte steeinen weer vermesseln wilt, moej ze eerst bikken (Anderen)
Hij sleug de steiner middendeur (Nieuw Schoonebeek)
Ze jammerden stein en bein
Hij is zo kaold as een stene
Geschulpte stien
Dikke stienen
Wij gaot in Noord Barge aaid bij dik stien even an
Het is zo hard as een stien
Dat eten lag mie as een stain op de maog
stuw (hd:Vtm) 'Stuwen bestonden uit een vloer van veldkeien, waarop schotten stonden. De boeren noem
Zie ook:in
stok en stien
Die naokommer is stok en steein verwend (Balloo)
Hij was stok en stein verkleumd (Barger Oosterveld)
dikte van een tegel
Wij hebt een mooi varken eslacht mit mooi blaank spek, wel een stientien dikke
ester
damsteen of dominosteen
Ik har gien steinen meer op het bord staon (Barger Oosterveld)