stienkaold bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. steenkoud

    As in mei het stiendergoed bluit, kan het nog stienkaold wezen (Sleen)

    Mien vrouw hef altied last van steenkaolde voten (Beilen)

    Zie ook:
  2. Het lat mij almaol stienkaold

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...