stekker -s, de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: stikker (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. stekker

    De stekker zat los an het snoer (Barger Compascuum)

    Doe de steker der maor in (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. stek om bieten te koppen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)

    Veur bietenkoppen haj eerder een speciaal stikkertien (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:
  3. steker bij het turfgraven(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Bij het törfgraven broekten ze een stekker en een opschot (Weerdinge)

    stikker

    Zie ook:
  4. aardappelboor(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...