Ook: stillig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), stillink, stillens
Bron: A. Sassen & A. Sassen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningen & H. Molema, Proeve van een woordenboek van de Drentsche volkstaal in de 19e eeuw. MS UB Groningenstilletjes
Hij hef stillegies bie het geldkissien zeten (Barger Oosterveld)
Je muggen niks stillig wegpakken (Een)
Hij hef het stillig wegnieveld (Gieten)
Zie het stillegies wat achteruut moffeld (Emmer Erfscheidenveen)
Wij wilt zo stillig(ies) an hen hoes (Sleen)
Het kind is wal stillig vandaog (Eext)
As hij hum is stillink betrök
stillijk