stobbe I -s, -n, de, Midden-Drenthe

Ook: stubbe

Bron: J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848 & J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848
  1. wortelstronk

    In de oorlog gingen mien moeder en ik in het bos stobben rooien

    Van een ieken stobbe kuj drei keer warm worden: aj hum der uut haalt, aj hum kapot slaot en aj hum o (Ruinerwold)

    In een ol stobbe zaten gaffeltaanden (Eelde)

    De stobbe hebben ze in de grond zitten laoten (Dalen)

    Zie ook:
  2. houtblok

    Ik zal die stobbe even kleuven (Gasselte)

    Een stobbe is een dikke knoest holt (Een)

    Zie ook:
  3. stuk kienhout

    Hij har nog een heile bult stobben achter het hoes liggen (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. dik dier(Zuidwest-Drenthe)

    Dat peerd, dat is een dikke stobbe (Anderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...