stoek I -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: stoeke (Veenkoloniën), stuke (Zuidwest-Drenthe Zuid), stoep(e) (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. vaak verkl

    Zie ook:
  2. stapeltje turven

    En die stoeke zag er zo uut: De turven wurden kruuskras over mekaor legd bij twee geliek. De stapel (Schoonoord)

    Törf kwam niet op stoekies, bagger wel (Eelde)

    Een stoeke is 5 x 2 hoog (Dalen)

    8 x 2 (Borger)

    4 x 2 hoog (Barger Oosterveld)

    10 hoog (Coevorden)

    6

    hoog en een schune der boven op (Elim)

    Op stoeken

    zetten

    Stoekies bouwen (Borger)

    Zie ook:
  3. turfhoop (zw, zoz) 'Een

    stoeke

    stoepe

    Een stoeke was een in ringvorm op ezette torfhoop, die de vorm van een kegel har (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...