stok II bijwoord
  1. totaal

    Hai het zuk zo ofbeuld, dat hai is stok versleten (Valthermond)

    Die naokommer is stok en steen verwend (Balloo)

    Bie het knollenplukken was e stok en stein verkleumd (Barger Oosterveld)

    Hij is stok en stief verkleumd (Kerkenveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...