stolts bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. trots

    Dat dait e nich, door is hij te stolts veur (Barger Oosterveld)

    Op zo'n kind, door kuj stolts op weden (Barger Compascuum)

    Wat een stolts meinse (Erica)

    Hij lop as een stoltse hane (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...