stommelig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe

Ook: stommelachtig (Zuidoost-Drenthe)

  1. onvast op de benen

    Hie begunt zo stommelig te lopen (Hollandscheveld)

    Hie lop slim stommelachtig (Anderen)

    Zie ook:
  2. suffig, vergeetachtig

    Hie wordt wat aolder; hie wordt ok wat stommelachtig (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...