stommeln overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe
  1. schudden

    Even de kaorten deur mekaor stommeln (Anderen)

    Zie ook:
  2. onachtzaam opbergen, laten slingeren

    Woor hest dat noe weer henstommeld, ik kan niks vinden (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. onzeker lopen

    Doe het licht toch an, door in het duustern te stommeln (Sleen)

    Dou kwam er ain manspersoon aanstommeln (Gieterveen)

    Zie ook:
  4. een rommelend geluid maken(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij is wat ien de kaaste an het stommeln (Nijeveen)

    Der stommelde wat in de keuken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...