stopnaald de
  1. stopnaald

    Hij stak zuk met de stopnale in de vinger (Barger Oosterveld)

    Dat wichie hef een kneep, daor kunj wal met een stopnaalde deurhen stikken (Beilen)

    Hij is zo dun as een stopnaalde (Emmer Compascuum)

    Aoltje zat op paoltje met een stopnale in het gat/Au, zee het Aoltje, wat stek mie dat

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...