stoppelig bijvoeglijk naamwoord
  1. stoppelig

    Hej je nog niet scheuren? IJ bint zo stoppelig en roeg (Odoorn)

    Hie hef van dat stoppelig haor (Sleen)

    Mien vaoder hef een stoppelige baord (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...